Kind met epilepsie

Iedereen kan epilepsie krijgen, maar epilepsie komt vaak voor bij kinderen. De meeste kinderen krijgen geen aanvallen meer door medicijnen tegen aanvallen (anti-aanvalsmedicijnen of anti-epileptica). Soms groeien kinderen over de epilepsie heen. Dat komt omdat sommige vormen van epilepsie alleen op de kinderleeftijd voorkomen. Ze gaan weer over bij het ouder worden. Per jaar krijgen zo’n 2.450 kinderen tot 15 jaar de diagnose epilepsie. Ongeveer 17.300 kinderen tot 15 jaar hebben epilepsie (cijfers 2021, Vzinfo.nl, RIVM bewerkt).

De hersenen zijn nog niet helemaal volgroeid. Daardoor kunnen ze gevoeliger zijn voor epileptische aanvallen. Daarnaast zijn verschillende oorzaken mogelijk, zoals:

  • erfelijkheid of verhoogde aanleg;
  • zuurstoftekort;
  • littekenweefsel, door een operatie of hersenletsel;
  • infecties;
  • afwijkingen in de hersenen;
  • stofwisselingsziekten.

Lees meer over oorzaken.

Lees meer over uitlokkers van aanvallen.

Bij kinderen en jongeren komen vaker absences en myoclonische aanvallen voor. Bij absences is je kind een korte tijd afwezig. Bij myoclonieën trekken de spieren in de armen en/of benen vrij plotseling kort samen. Ook ontstaan epilepsiesyndromen meestal op kinderleeftijd, tussen het tweede en tiende jaar. Ze verschillen in ernst en hebben wisselend invloed op de ontwikkeling.

Lees meer over soorten aanvallen.

Lees meer over epilepsiesyndromen.

Een koortsstuip is een epileptische aanval die alleen ontstaat bij of vlak voor koorts. Ze komen vooral voor bij kinderen tussen de 3 maanden en 6 jaar oud. De kans dat kinderen met koortsstuipen later epilepsie krijgen, is ongeveer 2%. Dit is even vaak als bij kinderen zonder koortsstuipen.

Lees meer over koortsstuipen.

Als je huisarts denkt dat je kind epilepsie heeft, verwijst hij of zij je door naar een kinderarts of kinderneuroloog. Het helpt als je een filmpje hebt van de aanval. Zo kan hij of zij zien hoe de aanval verloopt. Daarnaast is meestal verder onderzoek nodig. Bijna altijd wordt een EEG gemaakt. Een MRI-scan is bij kindereen niet altijd nodig. Soms krijg je een doorverwijzing naar een epilepsiecentrum of een universitair ziekenhuis. Bijvoorbeeld als de aanvallen niet overgaan of je kind zich niet goed ontwikkelt.

Lees meer over onderzoeken en diagnose.

De kinderarts of kinderneuroloog behandelt epilepsie meestal met medicijnen (anti-epileptica). Bij ongeveer 70% werkt dit goed. Het duurt vaak wel even voordat een medicijn aanslaat, of het juiste medicijn is gevonden. Er kunnen ook bijwerkingen ontstaan, zoals slaperigheid of gedragsproblemen. Als deze niet overgaan, kan de kinderarts of kinderneuroloog voor een ander medicijn kiezen.

Lees meer over behandelingen.

Als ouder kun je meerdere dingen doen.

  • Zorg dat je weet wat je moet doen bij een aanval. Veel ouders zijn na een eerste aanval bang voor een volgende aanval. Als je weet wat je kunt en moet doen, helpt dat om rustiger te blijven.
  • Leg aan je kind uit wat epilepsie is en welke onderzoeken nodig zijn. Je kunt dit eventueel samen met de kinderarts of kinderneuroloog doen.
  • Neem bijwerkingen van medicijnen serieus en bespreek deze met de arts. Soms is een ander medicijn beter voor jouw kind.
  • Vraag aan de arts of epilepsieverpleegkundige wat je kind wel en niet mag doen. Soms zijn de risico’s en keuzes heel duidelijk: als je kind nog aanvallen heeft, mag het niet alleen gaan zwemmen. Maar andere keuzes zijn lastiger: mag je kind bijvoorbeeld alleen naar buiten, of wel of niet van de glijbaan?
  • Wees open over de epilepsie. Vertel aan de leerkracht of familie welke vorm van epilepsie je kind heeft. Zo weten ook zij wat ze het beste kunnen doen.

Handige linkjes

Bekijk ons materiaal voor scholen: